#Sarracenia #Purpurea #Var #Venosa
Sarracenia purpurea var. venosa is een variëteit van de Noord-Amerikaanse trompetbekerplant, die behoort tot de familie Sarraceniaceae. Deze vleesetende plant is vooral bekend om zijn opvallende uiterlijk en vermogen om insecten te vangen in met vloeistof gevulde bekers. In het wild komt deze variëteit voornamelijk voor in het oosten van de Verenigde Staten. Het is een robuuste plant die dankzij haar aanpassingsvermogen populair is onder zowel beginnende als ervaren liefhebbers van vleesetende planten.
Deze variëteit onderscheidt zich door brede, vrijwel horizontaal groeiende bekers (pitchers) die zelden hoger dan 30 cm worden. De bekers zijn dikwandig, vlezig en herkenbaar aan de sterke, dieprode adering (“venosa” betekent “geaderd”). Elke beker heeft een brede, afgeronde opening met een golvende rand en een kapje (operculum) dat de regen enigszins uit de beker houdt. Jonge bekers zijn vaak groen met paarse aders; naarmate de plant veroudert, worden ze dieper roodpaars van kleur. In tegenstelling tot sommige andere Sarracenia-soorten staan de bekers niet kaarsrecht omhoog, maar eerder schuin tot horizontaal uitstaand.
Insecten worden gelokt door nectarklieren langs de rand van de bekers en op het kapje. Wanneer ze uitglijden en in de beker vallen, verdrinken ze in de vloeistof die zich onderin bevindt. De plant produceert deze vloeistof zelf. In tegenstelling tot sommige andere Sarracenia’s bevat deze vloeistof geen of weinig enzymen; micro-organismen in het water breken het gevangen voedsel verder af, waarna de plant de vrijgekomen voedingstoffen opneemt. Bloei vindt meestal plaats in het voorjaar: de bloemen zijn opvallend groot, paars-rood van kleur, en staan ver boven het gebladerte op lange stelen.
Natuurlijke groeiplaatsen zijn zure, vochtige veenmoerassen, natte graslanden, en langs de randen van vennen en plassen waar voedselarme, sphagnumrijke bodems overheersen. Deze variëteit is goed aangepast aan koude winters en warme zomers. In delen van haar verspreidingsgebied wordt wilde populaties bedreigd door habitatverlies door drainage, veenwinning en ontginning, maar in vergelijking met andere Sarracenia-soorten blijft ze relatief algemeen. Desondanks is het belangrijk niet in het wild te verzamelen, maar gekweekte exemplaren te kopen.
Vanwege haar winterhardheid en aanpassingsvermogen is deze vleeseter geliefd bij zowel hobbykwekers als botanische tuinen. Ze doet het goed in buiten opgestelde moerastuintjes, vorstvrije serres, of op een zonnige vensterbank bij voldoende koelte en luchtvochtigheid (mits aan specifieke teeltomstandigheden wordt voldaan). Ze kan zich ook via zijscheuten (rhizomen) en zaad vermeerderen.
Deze plantensoort heeft een unieke interactie met haar prooien: in plaats van zelf enzymen te produceren voor de vertering, vertrouwt ze grotendeels op een complex ecosysteem van bacteriën, protozoa en zelfs larven van bepaalde insecten in de bekervloeistof. Deze “microkosmos” draagt zorg voor de afbraak van dierlijk materiaal. Daarnaast is Sarracenia purpurea var. venosa winterhard tot circa -25°C en kan dus prima het hele jaar door buiten overwinteren indien vochtige omstandigheden gegarandeerd blijven.
Deze plant houdt van volle zon. U krijgt de mooiste kleuren en stevigste groei wanneer ze minstens 5 uur per dag direct zonlicht ontvangt. Halfschaduw wordt vaak ook verdragen, maar resulteert in slappere, groenere bekers.
Winterhard: kan buiten blijven tot ongeveer -25°C wanneer de wortelruimte niet volledig doorvriest. In de groeiperiode gedijt ze bij 15–30°C. Overwinteren mag buiten of koel binnen (maximaal 10°C).
Gebruik uitsluitend regenwater, gedemineraliseerd water, of omgekeerd osmosewater. Potgrond altijd nat houden; bekers mogen deels in het water staan (maximaal tot 1/3 hoogte van de pot). Nooit kraanwater of kunstmest gebruiken.
Een luchtig, zuur mengsel zoals 1:1 witveen (sphagnumveen) en grof zand of perliet werkt het best. Fijne turf en spagnum-mos alleen gebruiken als basis, nooit gewone potgrond of bemeste aarde.
Sarracenia purpurea var. venosa haalt nagenoeg alle voeding uit gevangen insecten. Zelf voeren is niet nodig en kan zelfs schadelijk zijn als er te veel dierlijk materiaal wordt aangeboden. Geef nooit kunstmest.
Licht vochtig tot zeer vochtig wordt goed verdragen, maar voldoende ventilatie is noodzakelijk om schimmel te voorkomen.
Van late herfst tot het vroege voorjaar volgt een rustperiode: de plant stopt met groeien, bekers sterven deels af. Koeler (rond 0–10°C), lichter en iets droger houden. Bij overwintering binnen mag het substraat nooit helemaal uitdrogen.
Oorzaak: Te veel direct zonlicht zonder geleidelijke gewenning.
Oplossing: Laat de plant langzaam wennen aan feller licht door haar geleidelijk langer bloot te stellen aan direct zonlicht.
Oorzaak: Te droge lucht, onvoldoende water of juist te nat (wortelrot).
Oplossing: Zorg voor altijd natte, maar niet drassige grond en een vrij hoge luchtvochtigheid.
Oorzaak: Te weinig zonlicht, oude uitgeputte grond, of plant is niet goed uit rust gekomen.
Oplossing: Geef meer licht, vervang het substraat, en controleer of juiste rustomstandigheden zijn geboden.
Oorzaak: Te hard water, overmatige voeding, of gebruik van kunstmest.
Oplossing: Geef alleen regenwater, spoel de grond bij twijfel met zuiver water en vermijd elke vorm van mest.
Oorzaak: Slechte ventilatie, te natte omstandigheden tijdens rustperiode.
Oplossing: Verbeter de ventilatie, verwijder aangetaste delen, houd grond tijdens rust minder nat maar niet droog.
Copyright © 2025 Noorden.com, unless indicated otherwise.
Aantal planten in database: 22